Het was vroeg, héél vroeg. Het moet rond 7u25 in de ochtend geweest zijn. De zon was nog maar enkele uurtjes opgestaan en alle beestjes in de Toverstruik, zo heette het gebied, maakten zich klaar voor een nieuwe start.
Bups de rups kroop traagjes de boomstam naar beneden. Vandaag begon ze aan haar trektocht van West naar Oost. Haar hele leven lang had ze tot dan toe doorgebracht in de mooiste boom van de Toverstruik: De Grote Appel. Van daarboven kon ze de Plas zien, het gebied waarvoor ze was bestemd. De weg ernaartoe kende ze als geen ander. Het risico van de tocht verschuilde zich echter in de vele veraderlijke gevaren die ze in de lange weg zou moeten trotseren.
Gelukkig was daar nog Lieveheer, de beste vriend van Bups. Hij was het lieveheersbeestje dat eveneens geboren en getogen was in de Toverstruik. Iedereen kende hem en hij kende op zijn beurt ieder beestje dat zijn thuis vond tussen de Toverstruik en de Plas. Lieveheer was dan ook de voorzitter geweest van het KIS (het Kleine Insecten Syndicaat), dus had hij wel veel connecties. Bups en Lieveheer kenden elkaar al hun leven lang, nu ongeveer 2 maanden dus. Lieveheer was steeds druk in de weer, op zoek naar nieuwe beestjes en avontuur. Hij vond het dan ook vanzelfsprekend om Bups te vergezellen op haar tocht.
Het vertrek van Bups en Lieveheer ging niet onopgemerkt voorbij in de Toverstruik. De andere beestjes waren druk in de weer met het roddelen over wat de motieven waren van de twee en wat ze daar aan de Plas zouden doen. Sommigen dachten dat de twee in het geniep gingen trouwen, dat leek wel logisch. Anderen dachten eerder aan een vlucht naar een beter leven en waren stikjaloers op de twee avonturiers.
Zo was er ook Min, de spin. Ze was de oudste spin van de Toverstruik en gekend voor haar diverse spinnage. Ieder beestje met geldproblemen kon bij Min terecht voor werk. Voor een week hard werken beloonde ze haar arbeidbeestjes met een stukje kostbare spinnendraad, die op de wekelijkse beestenmarkt kon worden ingeruild voor net genoeg eten voor een week. 'Eenmaal werkbeestje, altijd werkbeestje', was de leuze van Min. Ze hield ervan om haar webben te laten schikken en organiseren door de andere beestjes, die niet beter wisten. Hun ouders hadden immers ook steeds gewerkt en niet durven vertrekken, uit angst om hun wekelijks loon en voedselvoorraad te verliezen. Bups en Lieveheer zorgden dan ook voor paniek bij Min. Indien deze jonge beestjes zomaar zouden vertrekken, kon dat anderen op gedachten brengen. Ze besloot daarom mee op tocht te gaan. Zo kon Min haar werkkrachten laten zien dat er overal gewerkt moest worden en dat haar webben spoedig over de ganse Toverstruik zouden moeten worden geschikt. Bups en Lieveheer konden Min moeilijk weigeren. De spin was groot en sterk en er was weinig tegen haar in te brengen.
In de voetsporen van Min kwam ook Pier, de mier, mee op tocht. Pier was gekend als het sterkste beestje van de Toverstruik en omstreken. Hij ging mee om de webben van Min te dragen en alle bijkomende gewicht die ze onderweg eventueel zouden willen meenemen. Stilletjes hoopte Pier om verlost te zijn van al het werk dat Min hem toebedeelde. Diep vanbinnen wilde Pier namelijk een eigen mierenhoop beginnen, waar hij niet langer het lastige werk moest doen, maar vooral de andere werkmieren kon coördineren en bijsturen waar nodig. Deze reis leek voor hem de uitgewezen kans op een beter leven.
Met z'n vieren vertrokken ze zo op hun lange tocht naar de Plas. Een tocht die wel drie dagen kon duren. Bups mocht voorop, want zij kende de weg. Ze vond het eigenlijk maar vervelend dat heel het gezelschap rekende op haar kennis. Uiteindelijk had ze de weg ook maar vanuit haar boom gezien, maar nog nooit echt bewandeld. Toch liet ze Min en Pier ook meetrekken om de goede vrede in de Toverstruik te bewaren, al hield ze niet van de vele ingewikkelde webben en werklast die de nieuwe metgezellen met zich meebrachten. Lieveheer probeerde haar gerust te stellen, hij zou er steeds zijn en zijn best doen om de druk van de schouders van Bups te verlichten: 'Als rups heb je ook maar honderd poten. Ga gewoon verder op je eigen tempo en laat je niet opjagen door de spinnen of de mieren in de omtrek. Eenmaal we de Plas bereiken, kunnen we doen waar we zin in hebben.'
Bups dacht er het hare van, intussen moest er wel gewerkt worden. En hoezeer ze Lieveheer ook apprecieerde, hij had met zijn lichte vleugeltjes makkelijk praten. Ze besloot er dan maar het beste van te maken...